Paardengebed

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Lieve baas,

 

Geef mij te eten en te drinken en zorg voor mij:

 

Is de dagtaak volbracht, geef mij dan onderdak, schoon stro en een ruime box. Spaar mijn gevoelige mond, gebruik geen zweep als ik mijn best doe; wees niet ruw als ik je niet direct begrijp, maar geef mij tijd om te leren. Onderzoek mijn mond als ik niet eet: mogelijk heb ik een zieke tand. Zet me niet te kort vast en coupeer mijn staart niet; ’t is het enigste wapen wat ik heb tegen vliegen. Als ik je niet meer tot nut kan dienen, laat mij dan niet verhongeren of kou lijden. En tenslotte, wees goedhartig en geef mij geen nieuwe baas als ik oud word.

 

Ik dank je baas, voor al je goede zorgen en al je liefde voor mij.


 

Paardengedicht

van Rutger Kopland

 

Paarden waren ver weg, met dit vergezicht

heb ik het moeten doen, ik heb niet geweten

dat ik onder hen graasde en was.

 

Nu ik weer paard ben, af en toe, zoals nu,

is mijn lijf zwaar en gelukkig geworden van al

dat gras. Het is vreemd om te zijn wie je bent,

een paard, ver weg in de wei.

 

Zij heeft mij gevraagd hoe het onder de mensen

was. Geen mens had mij dat ooit gevraagd. Dank

je, heb ik gezegd. Dat was niet haar bedoeling.

 

Als het mist, zie ik haar kop boven de mist,

als het regent, glimt ze alsof haar hele

lichaam huilt, als de zon schijnt,

schommelt ze met haar kont. Allemaal

voor mij, dat zie ik wel.